De groepen

Leefgemeenschap
 De school is een leefgemeenschap van kinderen, leerkrachten en ouders. Iedereen heeft een taak in het geheel en heeft de verantwoordelijkheid zijn of haar deel zo goed mogelijk uit te voeren. In het samenwerken is het belangrijk te beseffen dat onze mogelijkheden daarin niet gelijk zijn. Samenleven met anderen heeft ook zijn beperkingen. Maria Montessori spreekt in dit geval van ‘vrijheid in gebondenheid’. In het samenwerken is het belangrijk gelijkwaardigheid en wederzijds respect na te streven: tussen kinderen onderling, tussen leerkrachten en kinderen, tussen kinderen en volwassenen en tussen volwassenen onderling. De oudere kinderen leren op een natuurlijke manier de jongere kinderen te helpen. De jongere kinderen op hun beurt nemen als vanzelfsprekend het voorbeeldgedrag en de heersende afspraken en regels in de groep van de oudere kinderen over.  

Groep 1-2 in de onderbouw 
Als een kind de leeftijd van vier jaar heeft bereikt, komt het voor het eerst op onze school. Het belangrijkste is dat het kind zich veilig en prettig voelt. Daarom is er veel aandacht voor een omgeving waarin een kind zich, samen met andere kinderen, op emotioneel, sociaal en intellectueel gebied kan ontwikkelen. Door samen spelen en samen werken leert een kind zichzelf en de anderen kennen. Er zijn in de onderbouw themahoeken, bouwhoeken en leeshoeken. De kinderen hebben veel vrijheid in de keuze van hun werk. In de onderbouw ligt in het begin het accent op de zintuiglijke ontwikkeling. Kinderen bewegen nog graag op deze leeftijd en zijn graag handelend bezig. Allerlei oefeningen voor de zintuigen zijn verwerkt in de door Maria Montessori ontwikkelde materialen. Er is de mogelijkheid om met de materialen te experimenteren en ervaringen op te doen. Het materiaal is afgestemd op gevoelige perioden die Maria Montessori waarnam bij kinderen. Dat zijn perioden waarin het kind bijzonder gevoelig is voor het aanleren van nieuwe vaardigheden. Tijdens het werken is veel ruimte voor beweging. De kinderen kunnen individueel of samen werken. Afhankelijk van het materiaal werken de kinderen aan tafel of op een kleedje op de grond.  De kinderen kiezen zelf voor dit materiaal en de leerkracht geeft, waar nodig, individuele lesjes om het kind verder te helpen. De groepsregels biedt de leerkracht aan in de zogenaamde algemene lesjes. Zij leert de kinderen dan praktische dingen zoals het dragen van een stoel, het verzorgen van een eigen plantje maar ook beleefdheidslesjes als het geven van een hand.  

Groep 3-4-5 in de middenbouw
 In deze periode is het kind gevoelig voor regels en afspraken. Het staat er open voor. Ook voor regels en afspraken zoals die binnen de taal en het rekenen voorkomen. In deze periode wil het kind niet meer alleen handelend bezig zijn, maar gaat het zich ook afvragen wat er achter de handeling zit. Kinderen in deze leeftijdsgroep worden vaak jonge onderzoekers genoemd. Zij zijn leergierig en willen alles weten van de wereld om hen heen.  

Groep 6-7-8 in de bovenbouw
 In deze leeftijdsgroep ontwikkelen kinderen zich steeds meer tot zelfstandige individuen met een grote belangstelling voor de maatschappij en hun positie daarin en voor sociale relaties. Er is dan ook veel aandacht voor de wereld, de actualiteit staat centraal, met name tijdens de kosmische lessen.  We streven ernaar dat kinderen hun eigen werk leren plannen en hiermee eigen verantwoordelijkheid leren nemen voor hun leerproces. Met behulp van een streefplan maken de kinderen zoveel mogelijk zelf een planning van het werk en zorgen zij ervoor, dat alles aan bod komt. Dit bevordert hun zelfstandigheid. Ook de controle van het werk ligt voor een deel bij de kinderen. Zij dragen zelf verantwoordelijkheid voor hun werk en ontwikkelen hiermee een kritische houding. De leerkracht stimuleert, helpt, controleert en corrigeert hierbij waar nodig.